Dubbelmoord bij de Venkoelen
door Sef Derkx –
Lieux de mémoires worden ze in Frankrijk genoemd, plaatsen van herinnering. Geschiedenis is een onderstroom in ons dagelijks leven. Die voorbije tijd komt op plaatsen van herinnering aan de oppervlakte. Ieder heeft zijn eigen plaatsen van herinnering. Het ouderlijk huis, je scholen, het veldje waar je voetbalde met je vrienden. Het zijn plekken die betekenis hebben. Maar aan andere plaatsen van herinnering gaan we onbewust voorbij.
Fiets in gedachten mee naar de Venkoelen. We beginnen bovenop het viaduct over de A67, de overgang tussen De Veegtes en het heerlijke groen ten noorden ervan. We zetten nog even aan, houden de trappers stil als we de helling van het viaduct afgaan en laten ons lekker uitbollen. Links passeren we de boswachterswoning, even verderop rechts ligt een voormalige stort die nu parkeerplaats is. In de verte glinstert het oppervlak van de Venkoelen al, maar zover moeten we niet fietsen. Aan de linkerkant van de weg is een bomenrij. Op een plek gaapt een gat. Enkele jaren geleden is daar een zieke boomweggehaald.
Precies er tegenover aan de rechterkant dus van de weg naar Schandelo is een dubbelmoord gepleegd op het Joodse echtpaar Maisonpierre-Compris. De daders waren twee Venlonaren in dienst van de Duitsers. Het gebeurde op 14 september 1944. ’s Morgens, tussen tien en elf uur. Afgelopen maandag was het precies vijfenzestig jaar geleden. De moord op Emanuel Maisonpierre en op Helena Compris is minutieus gerechercheerd door Gerrit van der Vorst, onderzoeker en publicist.
Het echtpaar Maisonpierre-Compris had vóór de oorlog een winkel in bijouterieën aan de Kalverstraat in de hoofdstad. Het was een zaak op stand zoals het toen werd genoemd. Zij was in 1940 directrice, hij commissaris. Emanuel en Helena woonden aan de De Lairessestraat, een straat met voorname herenhuizen achter het Concertgebouw. Op enig moment in de Tweede Wereldoorlog, misschien al in 1943 maar uiterlijk in 1944, besloot het echtpaar te vluchten uit Amsterdam en onder te duiken.
Ze vonden schuilgelegenheid bij Baer en Billa Timmermans-Huijs in Sevenum. Baer was rozenkweker, zijn vrouw onderwijzeres aan de plaatselijke meisjesschool. De verhuizing moet voor de Maisonpierres schokkend geweest zijn. Ze ruilden een mondain leven in een luxe huis in voor een sober bestaan op een zolderkamertje met één dakraampje. Een broer van de onderduikgeefster ging soms bij de Amsterdammers op bezoek om te bridgen. Ze gebruikten de schuilnamen ome Willem en tante Gezina. Vooral Emanuel Maisonpierre was geïnteresseerd in hoe het ervoor stond met de oorlog. Het echtpaar had goede hoop om in Sevenum de bevrijding mee te mogen maken. Die hoop werd op zaterdag 2 september 1944 de bodem ingeslagen.
Of het nu onvoorzichtigheid was of verraad is niet bekend, maar op die zwarte zaterdag in september doken in Sevenum plotseling medewerkers van de Arbeits Kontroll Dienst op, gevreesde mensenjagers. Het toeval wilde dat ze de weg vroegen aan een van de mensen naar wie ze op zoek waren. Baer Timmermans die op het land aan het werk was, reageerde alert door ze met een forse omweg naar zijn adres te sturen. Hijzelf rende rechtdoor naar huis en waarschuwde iedereen dat er gevaar dreigde. Het bejaarde echtpaar Maisonpierre kon zo snel niet wegkomen en werd gearresteerd. De auto waarmee ze naar Venlo werden gebracht, kreeg in Blerick panne waarna ze te voet verder moesten. Lopend over de Maasbrug geëscorteerd door bewapende bewakers, fietste een zus van Billa Timmermans-Huijs voorbij die compleet bevangen werd door angst. Op het politiebureau aan de Lohofstraat werden ze na verhoor door Johan Berendsen – de Schrik van Venlo – die daarvoor speciaal van huis was gekomen, opgesloten in cellen.
De feitelijke macht in Venlo was in september 1944 in handen van de achtentwintigjarige Helmuth Temmler, een voormalige leider van de Hitlerjugend en overtuigd nazi. Van hem kwam elf dagen na de arrestatie de order het Joods echtpaar te liquideren. Johan Berendsen en een voormalige Oostfrontstrijder, de Venlonaar Alphons Aarts, aanvaardden de opdracht tot de dubbelmoord. Aarts vertelde dat hij in Rusland vaker betrokken was geweest bij executies en dat hij niet tegen het beulswerk op zag. Ze haalden Emanuel en Helena Maisonpierre uit hun cellen en namen beiden in een auto mee naar de onheilsplek bij de Venkoelen.
Tijdens een verhoor dat Berendsen na de oorlog werd afgenomen, bekende hij dat hij het echtpaar voor zich uit had laten lopen, waarop hij ze met zijn machinegeweer in de rug had getroffen. Aarts had de kermende slachtoffers vervolgens door het hoofd geschoten. De daders beroofden hun slachtoffers van een armband en hun horloges. De stoffelijke overschotten werden bedekt met wat takken achtergelaten in het struikgewas, waarop de daders terugreden naar het politiebureau. Het verschrikkelijke verhaal over de dubbelmoord en de hand van Berendsen erin ging al gauw rond door Venlo. Een aantal mensen had de lijken gezien en vertelde er natuurlijk over.
Zes dagen na de moord werden de lijken door Aarts en twee ondergeschikten, Sietse Blaauw en Henk de Jong, de Venkoelen in gesleept en verzwaard met beton en ijzer. Op 21 september werden de stoffelijke overschotten door de gemeente brandweer geborgen en ter aarde besteld op de joodse begraafplaats. Na de oorlog werd tegen Johan Berendsen de doodstraf uitgesproken, die op 2 mei 1947 ten uitvoer is gebracht. Mededader Aarts wist te ontkomen naar het buitenland en is onder nooit opgehelderde omstandigheden verdwenen.
(Met dank aan Gerrit van der Vorst in Zeist)
